Volgens één van de vele oude wijsheden uit de vroedvrouwenzorg vormen bewegen tijdens de weeën en het afwisselen van houdingen een recept voor een soepele bevalling.
Van oudsher golden zwangerschap, bevalling en jong moederschap als normale levensgebeurtenissen. De bevalling was een collectieve gebeurtenis onder vrouwen, die thuis of in een intieme gemeenschap plaatsvond onder begeleiding van een “wijze vrouw” of vroedvrouw. Men droeg wijsheden over geboortezorg en bevallingshoudingen vaak mondeling over, van generatie op generatie.
Tot eind 15e eeuw: bewegen tijdens de weeën en verticaal bevallen zijn gewoon
Tot aan de Renaissance, eind 15e eeuw, kozen zwangeren spontaan - vaak verticale – bevalhoudingen, waarvan ze instinctief voelden dat die hielpen om hun baby vlotter geboren te laten worden. Ook in de millennia daarvoor was het heel gewoon om in een verticale positie je kind te baren. Er zijn talrijke grotschilderingen gevonden waarop vrouwen rechtstaand, geknield of gehurkt bevallen van hun baby. In de Griekse en Romeinse mythologie werd godin Leto vaak in een knielende houding afgebeeld tijdens de geboorte van haar kinderen, Artemis en Apollo. Ze werd hierbij begeleid door Elyithya, godin van de bevalling en vroedvrouw.
Ook de baarkruk is al veel ouder dan menigeen zich kan voorstellen. Dit meubel werd al in 2000 v.C. door vroedvrouwen gebruikt. Daarnaast fungeerde ook de partner regelmatig als ‘levende geboortestoel’ om de barende vrouw te ondersteunen.
Renaissance tot 18e eeuw: medicalisering door chirurgie en Franse aristocratie
Vanaf de 16e eeuw doet de moderne chirurgie haar intrede en kantelt de visie op de geboortezorg en de rol van de vroedvrouw. Daarmee veranderen ook de ideeën over bewegingsvrijheid tijdens de bevalling. Artsen raken geïnteresseerd in de verloskunde en ontwikkelen verloskundige instrumenten, zoals de forceps in 1630. De (mannelijke) chirurgische visie verdringt in toenemende mate de vroedvrouwgeleide geboortezorg.
Deze obstetrische benadering van de geboortezorg verandert ook de visie op bewegingsvrijheid. Vanaf de 17e eeuw rukt de liggende baarhouding op, onder invloed van de Franse aristocratie. De bevalling van een maîtresse van koning Lodewijk XIV, Madame de Montespan, zet een nieuwe standaard onder de elite: vanaf dat moment beschouwen invloedrijke Franse vrouwen hurken als plebejisch en ‘verre van verfijnd’. Zo begint het verlosbed, dat eerst alleen werd gebruikt voor gecompliceerde bevallingen, aan een opmars.
19e eeuw tot midden 20e eeuw: de barende vrouw wordt een liggende vrouw
De introductie van de algemene anesthesie, de uitvinding van steeds meer obstetrische instrumenten en ironisch genoeg ook de feministische en contraceptieve beweging leiden vanaf de 19de eeuw tot een steeds verregaandere medicalisering van de geboortezorg. De barende vrouw komt meer en meer gelijk te staan aan een op haar rug liggende vrouw.
Eerst doet chloroform zijn intrede als verdovingsmiddel en begin twintigste eeuw ontwikkelen Duitse onderzoekers de ‘twilight sleep’, de schemerslaap. Vrouwen krijgen een mengeling van morfine en scopolamine toegediend, die hen in een staat van bewustzijn brengt waarin zij geen pijn voelen en zich de bevalling niet herinneren. De schemerslaap moet vrouwen meer controle geven over hun bevalling en hun pijn verminderen. Maar in de praktijk leidt de methode juist tot minder zelfbeschikking over het eigen lichaam, omdat door de verdovende effecten een liggende bevalhouding noodzakelijk is. Wanneer blijkt dat de methode leidt tot een verhoogd gebruik van een verlostang, een langere bevallingsduur en een verhoogd risico op verstikking van de baby, verdwijnt hij eind jaren zestig van de twintigste eeuw van het toneel.
Tweede helft 20e eeuw tot nu: terugkeer van vroedvrouwgeleide geboortezorg en bewegingsvrijheid
Dit is ook het moment dat stapsgewijs een ommekeer ontstaat in het denken over geboortezorg en bewegingsvrijheid. Een ontwikkeling die wordt geholpen door een groeiend aantal wetenschappelijke studies. Daarin worden de voordelen van bewegingsvrijheid aangetoond, evenals de gunstige effecten van verticale posities en houdingen (waarbij het heiligbeen vrij kan bewegen) op de medische uitkomsten en de bevalervaringen van vrouwen. Zo toont een studie uit 1969 aan dat de bekkendiameter tot 30% groter wordt wanneer de vrouw van een liggende houding naar een verticale houding verandert.
Toch raakt het zogenaamde evidence-based denken pas in de jaren negentig sterk verankerd in de geneeskunde, en daarmee in de verloskundige zorg. Men beseft dat de medicalisering van de geboortezorg zowel het ziekte- als het sterftecijfer in de loop der jaren heeft doen dalen, maar dat te ver doorgedreven medicalisering ook een negatieve zijde kent waardoor tot op de dag van vandaag een liggende bevalhouding vaak aanbevolen wordt omdat ze praktische voordelen heeft voor de zorgverlener, maar niet altijd gunstig is voor moeder en kind en het verloop van de bevalling. Een belangrijk aandachtspunt is dat door vele (onnodige) interventies op een normaal proces juist de ziektecijfers kunnen stijgen. Zorgverleners dienen hier evenwicht in te geven.
De bewegingsvrijheid van vrouwen in de verloskamer wordt nu vooral beperkt door de monitor die contracties en harttonen registreert en het toegenomen gebruik van een ruggenprik. Gelukkig erkennen steeds meer medische richtlijnen dat bewegingsvrijheid noodzakelijk is voor een soepele bevalling. Zo zien we een terugkeer naar vroedvrouwgeleide geboortezorg, waarin de fysiologie tijdens de zwangerschap, bevalling en de postpartum-periode meer en meer gerespecteerd wordt.